6 kwaliteiten van leiderschap
Het verhaal van Franklin Roosevelt
Een belangrijke persoon uit de geschiedenis wiens leidinggevende capaciteiten we onder de loep nemen is Franklin Roosevelt. Hij was de 32ste president van de Verenigde Staten van 1933 tot 1945.
Franklin Roosevelt wordt aanzien als de grootste Amerikaanse president van de 20e eeuw. Het verhaal van zijn presidentschap is een zeer mooie les in leiderschap. Hij beschikte over een ongelooflijk zelfvertrouwen, maar belangrijker, nog, hij had een absoluut vertrouwen in het Amerikaanse volk. Deze houding zou één van zijn ‘totaalwapens’ zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Hij was gekend voor zijn flexibiliteit en zijn bekwaamheid om waardering te hebben voor ideeën die nogal afweken van het gewone. Hij was bereid om nieuwe ideeën uit te testen. Voor hem waren tegenslagen niets anders dan goede ervaringen. Hij tolereerde het ‘anders denken’ tot op een punt dat het anderen uit zijn omgeving vaak ergerde. In conflictsituaties met het Congres maakt hij vooral indruk door zijn kwaliteiten als onderzoeker, onderhandelaar en bemiddelaar.
Zijn houding ten opzichte van uitdagingen en conflicten was steeds realistisch, nooit overdreven optimistisch. Volgens hem was een ‘groot doel’ op zichzelf in staat om de krachten te bundelen en de bereidheid om te vechten zonder ooit op te geven, te laten groeien.
Eerste eigenschap: zelfvertrouwen en vertrouwen in anderen
De grote meerderheid van echte leiders beschikt over een onwankelbaar zelfvertrouwen, soms tot het ergerlijke toe. Maar waar het op aan komt, is de kunst om dat vertrouwen uit te dragen, over te brengen op anderen, en hen volledig vertrouwen te geven, eens de verantwoordelijkheden zijn doorgegeven.
Tweede eigenschap: alles is mogelijk als je de eer met anderen deelt
Derde eigenschap: vertrouwen geeft men, maar men kan het niet terugnemen
Vierde eigenschap: de kunst om anderen in te schakelen
Vijfde eigenschap: de kracht van een groot doel
Zesde eigenschap: de kunst om zich goed te omringen
Er zijn er maar weinig die in staat zijn bekwame medewerkers te vinden, te rekruteren en efficiënt te (bege-)leiden, medewerkers die soms knapper dan de leider in hun specifiek domein, mensen die anders kunnen zijn maar ook loyaal zijn.Â
Nu is het aan jou! Noteer voor jezelf de eigenschappen waar je reeds aan voldoet maar ook diegene waarvan je vindt dat je er nog moet aan werken.
Een voorbeeld: je weet dat je er moet aan werken om bepaalde taken (verantwoordelijkheden) over te dragen naar een medewerker. Je doet dit en legt hem uit hoe hij te werk moet gaan. Je kan het echter niet laten om toch nog iedere keer een deel zelf te doen en op deze manier je medewerker buiten spel te zetten. Resultaat: een hoop frustraties bij iedereen. Bovendien heeft je medewerker nu het gevoel dat je hem niet vertrouwt en hij zal zich anders opstellen en zijn motivatie is verminderd. Om dus de eigenschap ‘Zelfvertrouwen en vertrouwen in anderen’ toe te passen zorg je ervoor dat je medewerker alle informatie heeft om de taken van jou over te nemen. Vervolgens stuur je af en toe bij waar nodig. Als je merkt dat je medewerker het voldoende beheerst trek je je terug en laat je hem de verantwoordelijkheid dragen. Je zal merken dat de medewerker veel sterker in zijn schoenen staat en bekwaam is om verantwoordelijkheden te dragen die je hem hebt toegekend.